Home » World » The Rise of the Dutch Maritime Power in the Baltic Sea

The Rise of the Dutch Maritime Power in the Baltic Sea

Om de handelsvloot te beschermen ‌hadden de provincies geld toegezegd voor een escorte, maar vanwege onenigheid waren er slechts vier oorlogsschepen ‌bij.

Die‍ moesten 250 koopvaardijschepen beschermen, maar op de⁤ terugweg sloeg de⁤ rampspoed toe. De vloot van Lübeck ‌kwam de Nederlandse vloot op het spoor bij Polen, en de Nederlanders⁢ waren kansloos.

De vier oorlogsschepen‍ wisten te ontkomen en‌ alarmeerden de⁢ Deense vloot, maar toen die ter plaatse was, was het al te ⁢laat. 50 schepen waren verbrand, aan de grond ⁤gelopen ⁤of gekaapt.‍

Met hun vlaggenschip Englen, dat volgens een bron zo groot was dat het ‘als een⁤ kip naast haar kuikens’ was, verjoegen de Denen de Hanzevloot, waarna ze de Sont weer stevig ‍in handen ‍hadden.

Maar hun Nederlandse bondgenoten hadden meer dan 120.000 gulden schade: het grootste verlies van enige natie in de Oostzee in meer dan 100 jaar. Er durfden pas‍ weer Nederlandse ‍kapiteins door de Sont toen er in 1514 een vredesverdrag was getekend.​

De machtsbalans in Noord-Europa was echter zo variabel als het getij, en na verloop van tijd maakten juist​ de Nederlanders uit wie de baas⁤ was⁢ op zee.

‌ Kooplieden in ‌hart en nieren
⁢ ⁤

Begin 16e eeuw waren de Nederlanden een los verband van graafschappen en andere vorstendommen in het huidige Nederland ⁣en België. Het hele gebied was in handen ⁤van⁤ het huis ⁢Habsburg, maar zolang ze ⁤hun belastingen netjes afdroegen, genoten de plaatselijke graven en hertogen‌ een hoge mate van zelfstandigheid.

Daardoor konden ze zich volop richten op hun belangrijkste activiteit: handel drijven. Dat deden ze vooral in de Baltische landen, Zweden, Noorwegen en Finland, waar graan en hout goedkoop en ruim voorhanden waren.

Maar er waren kapers op‍ de kust, die een graantje wilden meepikken van de ‌lucratieve handel.⁢ In de 16e eeuw ⁣was de Hanze ‌de grootste rivaal ⁣van de Nederlanden. Er vonden regelmatig‍ schermutselingen plaats tussen beide partijen; ⁣zo werden er in de Noorse stad Bergen meermaals vechtpartijen gemeld tussen Nederlandse kooplieden en‌ hun Noord-Duitse concurrenten⁣ van de​ Hanze.

Om in ⁤het Balticum te komen, moesten de Nederlandse schepen door ‌de Sont, die onder Deens gezag ⁢stond. In 1429⁤ had koning Erik van Pommeren de Sonttol ingevoerd: buitenlandse schepen die door de zeestraat wilden, moesten de portemonnee trekken.

In 1500 was 70 procent ⁣van de schepen die door de Sont voeren Nederlands, en de‌ Deense schatkist werd dan⁢ ook voor het grootste deel⁣ gevuld door⁤ Nederlanders.⁣ En als⁣ Denemarken of ‍een andere natie de Sont afsloot, had dat grote gevolgen voor de Nederlanden. Beide⁤ landen waren⁣ dus in economisch opzicht afhankelijk van elkaar.

In het begin van de 16e eeuw⁤ gingen ⁣de‍ Denen de⁤ Nederlanders ​steeds meer als een sterke ‌bondgenoot‍ zien tegen hun aartsvijand Zweden.

De Zweden probeerden zich al jaren los⁢ te maken van de⁢ Unie van⁢ Kalmar, een personele unie‍ tussen Denemarken, Zweden en Noorwegen, die sinds 1397 onder leiding van de Deense koning ​stond.

Denen sluiten de Sont af

De banden tussen Denemarken en de Nederlanden werden nauwer dankzij‌ de vriendschap tussen de Deense koning Christiaan II⁤ en de Nederlandse Syberich⁣ Willems, de moeder van zijn minnares Dyveke en een belangrijke ​adviseur.

In ‍1519 werd Syberich zelfs verantwoordelijk voor de​ Sonttol. Het was zeer ongebruikelijk dat⁣ een vrouw zo veel politieke macht had, maar het bleek een goede zet van ‌de koning, want het geld stroomde binnen.

Syberich zorgde ⁤ervoor dat Denemarken ⁣zich meer op de Nederlanden⁢ richtte en afstand nam van ⁢de Hanzesteden, die de handel op de Oostzee ⁤al 150 jaar domineerden.

Christiaan II trouwde in 1515 met Elisabeth van Habsburg, een zuster van⁢ keizer Karel V van het Heilige‍ Roomse Rijk, het hoofd van⁣ het huis Habsburg.⁣ De koning werd een bruidsschat van 250.000 gulden in ‌het vooruitzicht gesteld, maar dat geld⁤ kreeg hij nooit.

Samen met Syberich, in Denemarken ⁣bekend⁢ als Sigbrit, nam Christiaan in 1519​ daarop alle Nederlandse​ schepen in zijn ‍wateren in beslag en sloot hij de Sont af ‍voor de Nederlanders.

Een gebrek aan Baltisch graan ⁣zou in de Nederlanden tot hongersnood en economische malaise leiden,⁢ en ‍hoewel Nederlandse kooplieden niets te maken hadden met de enorme ⁤bruidsschat, zagen ze zich genoodzaakt om ⁣de Deense koning 100.000 gulden te betalen om⁢ de Sont weer te openen.

Om hun goede wil te tonen, ​stuurden ⁤ze bovendien zes schepen om Christiaan te ‌steunen bij zijn aanstaande veldtocht tegen Zweden.

Koning vlucht naar Nederlanden

Nu zijn staatskas gespekt was, opende de Deense koning de aanval op⁤ zijn‍ aartsvijand. Stockholm gaf zich in 1520 over, en om zijn macht te‌ tonen, richtte hij het zogenoemde Stockholmse Bloedbad aan, waarbij 82 Zweedse‌ edelen⁣ werden gedood.

Maar dat ⁢werkte‌ averechts. Het bloedvergieten leidde tot⁣ een nieuwe Zweedse opstand, en al snel was Christiaan ook in​ Denemarken gehaat. In 1523 nam hij samen met Syberich de wijk naar de Nederlanden.

Daar kreeg de koning echter ⁣een kil ⁢onthaal, vooral⁣ omdat hij verlangde dat de resterende ⁣150.000 gulden van‍ zijn bruidsschat werd betaald. ​Christiaan II bracht acht jaar in ballingschap in de Nederlanden ‍door, waarna hij 24.000 gulden wist los te ⁢peuteren van zijn ⁣zwager Karel V.⁢

Daarmee huurde hij in⁣ Friesland ​5000 soldaten, die optrokken naar Amsterdam en de stad belegerden. De ⁤koning eiste dat de⁣ Hollanders ‍de rest van de bruidsschat betaalden in de vorm van een vloot waarmee hij zijn rijk kon heroveren.

De Amsterdammers zwichtten‍ en voorzagen de koning in ⁢ballingschap van 30 schepen.⁤ De magistraat van Amsterdam⁣ schreef ⁣aan keizer Karel dat het stadsbestuur geen keus ​had: als⁢ ze de schepen niet aan‌ Christiaan hadden‌ gegeven, had hij ze zich wel toegeëigend. ⁢Als hij ‌zijn koninkrijk zou heroveren, was de Nederlandse handel in gevaar.

Zo ver kwam ‌het echter niet. De Deense ex-koning was niet sterk genoeg om ⁣zijn land te heroveren en hij werd door zijn landgenoten gevangengenomen. Christiaan kwam nooit meer vrij.

Nederlanders grijpen in

De⁢ chaos die Christiaan in Denemarken had veroorzaakt,​ pakte op lange termijn gunstig⁢ uit voor de Nederlanden. De‍ machtige Unie van Kalmar bestond‌ niet meer, en ook Zweden mengde‍ zich nu in ​de strijd om de heerschappij over de Sont.

Denemarken liet​ echter nog een keer⁢ zijn spierballen zien en sloot ⁣de Sont voor Nederlandse schepen tijdens een‌ oorlog met de Habsburgers in 1542.

Na een jaar ‍besefte keizer Karel dat zijn Nederlandse‌ onderdanen vanwege de sluiting geen⁤ geld hadden om zijn oorlogen te bekostigen en zelfs niet genoeg graan om zichzelf te ⁣kunnen voeden. Hij dwong ⁣de ⁤partijen tot ‌onderhandelen in het Duitse Spiers, en het ‌resultaat was dat de Denen⁤ de Sont moesten openstellen voor​ Nederlanders en Nederlandse schepen korting moesten geven.

De ⁤Vrede ⁤van Spiers was een zegen voor de Nederlandse kooplui, die nu elk jaar​ met ⁤meer dan 1000 schepen door de Sont voeren. Dankzij de bloeiende ⁤handel konden de Nederlanden een leger en ‍admiraliteit opbouwen om hun handelsbelangen te verdedigen.

De rijken waren⁢ het‍ op‌ dat moment goed zat⁣ dat ‌ze moesten betalen voor de oorlogen van de Habsburgers – vaak tegen hun belangrijkste handelspartners. ​

In 1555 gaf een‌ verzwakte Karel V zijn ‌bezittingen in handen⁢ van zijn zoon Filips II van Spanje. Die was diepgelovig en zag het als ⁣zijn levensdoel om het katholicisme tot enige christelijke geloofsrichting te maken.

De nieuwe koning was dan ook niet⁣ blij met de opmars van het protestantisme in de Nederlanden. Toen⁣ in 1566 tijdens de Beeldenstorm katholieke symbolen werden verwoest, trof Filips strenge‌ maatregelen, en al snel was het oorlog.

Die oorlog‍ zou uiteindelijk ‌80 jaar duren, en volgens historici ‌vielen er in de Nederlanden zo’n 100.000 ‍doden op ‍een bevolking van 1,5 miljoen. Maar de ‍Spanjaarden vochten op vele fronten en waren verzwakt na de nederlaag van de Armada tegen een Engels-Nederlandse ⁣vloot in ‍1588.

Toen er in ⁣1609 ⁣vrede was gesloten ⁣(het Twaalfjarig Bestand),⁣ waren ⁣de noordelijke Nederlanden in feite zelfstandig.‌ Het losse verband van⁢ steden, graafschappen en hertogdommen​ groeide uit tot een sterke natie, de Republiek ‌der Zeven Verenigde Nederlanden.‌

De ⁤zeven noordelijke provincies hadden een gezamenlijke, bloeiende economie en de politieke ⁣vrijheid om⁤ voor hun eigen belangen op te komen⁣ op het wereldtoneel. De Gouden Eeuw was aangebroken voor de Nederlanden.

Een nieuwe grootmacht

De nieuwe Republiek maakte een sterke groei door en kreeg de overhand in de handel op de Oostzee. De Hanzesteden raakten⁤ hun dominante positie kwijt. Weldra​ waren de Nederlanden alle andere Europese landen voorbijgestreefd als ‌zeevarende handelsnatie.⁤

Dat hadden ze niet in de laatste plaats te danken aan de superieure‍ scheepstechnologie.‌ Anders dan andere grootmachten op zee bouwden de Nederlanders hun schepen ‌met maar één oogmerk: zo veel mogelijk winst maken.

Dat principe resulteerde‌ in ⁣het fluitschip, dat geïntroduceerd werd in ‌1595. Dit scheepstype had ‍geen wapens aan boord en kon in tegenstelling tot traditionele koopvaarders niet ingezet⁤ worden als oorlogsschip indien ⁣nodig.

Het was twee⁤ keer zo goedkoop om te produceren, en duurzamer omdat het van‍ eiken, en​ niet van ⁤grenen werd gemaakt. Ook was de bemanning kleiner, ⁢en vanwege ⁢de platte bodem was het laadvermogen twee ⁤keer zo groot als dat van de gangbaarste koopvaardijschepen.

Dankzij⁣ het fluitschip​ konden de Nederlanders veel meer waren vervoeren dan hun concurrenten. Het⁤ grote nadeel van het schip⁢ was zijn kwetsbaarheid, maar⁣ het werd in gevaarlijke ‌wateren ⁣steevast begeleid​ door ​oorlogsschepen.

Begin 17e eeuw staken ⁣Nederlandse koopvaardijschepen steeds vaker de grote ​oceanen over. In 1602 werd de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht, die al snel​ uitgroeide tot ⁢een⁢ enorme handelsonderneming‍ die specerijen, ‍zijde ⁢en thee uit het Verre Oosten haalde om in Europa te verkopen.

Het was de eerste vennootschap met aandelen ter wereld, die vooral in bezit van Hollandse kooplieden waren. De VOC was veruit het grootste bedrijf aller tijden en zou in zijn hoogtijdagen in 1637 maar liefst zo’n 7 biljoen‍ huidige euro waard zijn geweest.

Het was een symbool ⁣van de enorme ​economische macht van ​de Republiek. De Nederlanders waren zich​ terdege bewust van ⁢hun nieuwe status als grootmacht, die ze niet hadden verworven ​door‍ middel‍ van veroveringen,​ maar door ‍op een slimme manier handel te drijven met‌ iedereen die maar ​wilde handelen.

⁢ ‌ ⁣ Republiek trekt aan de touwtjes

Hoewel de Republiek ⁤nu‌ tal‌ van handelsbelangen in het Verre Oosten had, en via de​ West-Indische Compagnie‌ ook in het Caribisch gebied​ en Zuid-Amerika, was ⁣de handel in het Oostzeegebied nog steeds van ‌levensbelang⁢ voor de Nederlanders.

Er​ werden gigantische hoeveelheden hout en teer vandaan gehaald, die onmisbaar waren voor de scheepsbouw – het fundament van de ⁤jonge Republiek. Ook het⁤ graan dat uit de Baltische landen ⁤kwam was essentieel, ⁣want de landbouw ⁢in de Nederlanden zelf bracht​ niet genoeg op om de bevolking te voeden.

De⁤ kleine ‍grootmacht haalde ook graan uit onder meer Duitsland, maar dat was niet voldoende om te voldoen aan de vraag, die nog eens opgedreven werd door het feit dat veel graan werd doorverkocht ⁤aan het buitenland.

Zelfs toen de pest van 1709 tot 1715 ⁣rondwaarde in het Balticum en het⁢ verboden werd om onder meer wol en huiden‌ te importeren, werden er ‌geen beperkingen gesteld aan de graanhandel.

De Nederlanden waren oppermachtig in het Oostzeegebied. In het begin van​ de 17e ‌eeuw voeren er jaarlijks zo’n 3000 Nederlandse schepen door de Sont. Engeland kwam op de tweede plaats met slechts 200 schepen per jaar.

Vanwege ‍de Sonttol betaalde de Republiek enorme sommen geld aan de ​Deense schatkist. Maar de Deense koning Christiaan IV was nog niet tevreden. ⁣In 1638 besloot hij de‌ Sonttol te verhogen en paste hij de tarieven voor onder meer graan en haring aan, wat de kosten voor de Nederlanders aanzienlijk opstuwde.

Christiaan werd stinkend rijk met zijn agressieve handelsbeleid, en waar de Denen in 1637 nog 229.000 rijksdaalders hadden verdiend aan de Sonttol, harkten ze twee jaar‍ later 616.000 rijksdaalders binnen.

De Republiek was er niet blij mee, maar had zijn handen​ vol aan oorlogen met de Spanjaarden en Portugezen en opstanden ⁤in de koloniën.

De Denen ‌kregen echter een‌ fikse‍ klap tijdens de ‌zogeheten Torstensonoorlog van 1643, toen de Zweden een verrassingsaanval uitvoerden. De Republiek steunde Zweden met schepen en ‌geld en besloot⁣ in 1645 zelf ⁤zijn spierballen te tonen.

Een grote koopvaardijvloot met haring voer ​geëscorteerd door oorlogsschepen demonstratief door de Sont‌ en weigerde​ tol te betalen. Koning⁢ Christiaan zag de schepen ⁤langskomen vanuit‍ zijn ‌slot en stond machteloos.

Uiteindelijk kwam er een nieuw verdrag over de Sonttol:‌ de tarieven gingen weer omlaag en de tol maakte plaats voor een jaarlijkse betaling, zodat Nederlandse schepen niet⁢ meer werden opgehouden.

Dat de Denen 100 jaar eerder ⁤de Sont hadden afgesloten en de Nederlanden de ⁣baas waren geweest, was nu ondenkbaar.

Niemand mag te sterk⁤ worden

12⁣ jaar later waren ​de rollen​ omgedraaid. De Republiek keek nerveus toe hoe de Zweden begin 1658 de ‌bevroren Kleine en Grote⁢ Belt overstaken en Kopenhagen belegerden.

Datzelfde jaar werd ⁣de Vrede van Roskilde gesloten en moesten de Denen​ grote delen van het huidige Zweden afstaan. Het nieuws sloeg in ⁢als een bom in Amsterdam. ​‘We ⁤zijn diep bedroefd,’ schreef een koopman.

Die reactie was niet ingegeven‌ door medelijden⁣ met de Denen.⁣ Volgens ‍het⁢ verdrag met Zweden moest Denemarken voortaan de ⁣Sont afsluiten voor ‍‘vreemde,​ vijandelijke‍ oorlogsvloten’, waaronder die ⁤van de Republiek.

De Zweden ​belegerden Kopenhagen opnieuw in 1658. Als de stad viel, zou Zweden de lakens uitdelen in de ‍Sont – een ramp voor de ⁤Republiek.

Dat ‍doem-scenario moest worden​ voorkomen, en datzelfde jaar schoten de Nederlanden ​de Kopenhagers te hulp, ​die bijna door hun eten en drinken heen waren tijdens het Zweedse beleg.⁤ In november 1659 hielpen de Nederlanders de Denen aan een overwinning​ op Funen.

Bij de⁣ latere onderhandelingen was het echter niet ⁢de bedoeling van de Nederlanden dat de Denen de verloren gebieden aan de ‌overkant van de Sont terugkregen.

De Republiek wilde​ het wankele evenwicht in stand houden, zodat geen​ van beide partijen de Sont⁣ beheerste. In de‍ hele 17e eeuw was de Oostzeehandel zo belangrijk⁤ voor de Nederlanden dat ​ze de ⁢machtsstrijd tussen ‍Denemarken en Zweden telkens probeerden ⁤te ‍sturen.

‌ ‍ De​ Gouden Eeuw komt ten einde

Eind 17e ​eeuw was de Republiek⁢ op het toppunt van zijn ⁣macht, maar donkere wolken begonnen zich samen te pakken boven de rijke handelsnatie. Veel andere landen waren dezelfde koers gaan⁢ varen en hadden hun technologische en organisatorische achterstand ingehaald.

‘uw waren de ⁤Nederlanders dan ook ‍de grootste handelsmacht ter wereld. Ze hadden een⁢ monopolie op​ de handel in specerijen uit Azië en waren actief in alle uithoeken van de wereld.

De Nederlandse handelsvloot was ‌enorm en ⁣bestond uit duizenden schepen. De schepen voeren‍ naar alle uithoeken van‍ de wereld en brachten allerlei goederen terug naar Nederland, zoals specerijen, textiel, ⁢hout en graan. ‍

De handel bracht enorme rijkdom met zich mee ​en zorgde voor een bloei

Leave a Comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.